Wat heel goed kan helpen, in elke relatie, is om heel bewust te besluiten: “Ik ga er vanaf nu van uit dat mijn partner het altijd goed bedoelt”.
Dat lijkt een open deur, maar bij veel gevoelens van boosheid, je in de steek gelaten voelen, je aangevallen voelen, is er een onderliggend idee dat de ander iets doet waarbij hij of zij het niet goed bedoelt. Dat geldt voor beide partners: de autistische en de neurotypische. In de voorbeelden noemen we die A en N.
Een voorbeeld.
N zegt: “Heb je er aan gedacht om een sollicitatiebrief te schrijven op die vacature die je zo leuk leek?”.
A wordt daarop boos. A voelt zich als een klein kind behandeld. Net als zijn of haar ouders vroeger denkt A’s partner kennelijk dat A nooit iets doet, dat A lui is, dat A alles vergeet. Misschien heeft A de brief geschreven. In dat geval voelt A zich miskend. Misschien heeft A de brief niet beschreven. In dat geval voelt A zich betrapt, en zegt misschien iets als “Ja, nou doe ik het helemaal niet meer!”
Een ander voorbeeld.
N komt moe thuis van het werk en zegt tegen A: “Ik voel me ziek”. N gaat op de bank liggen. Na een uur heeft A nog steeds geen aanstalten gemaakt om te gaan koken. N staat zuchtend op, gaat aan de slag in de keuken, en voelt zich in de steek gelaten door A. “Ik moet ook altijd alles alleen doen, nooit steekt A een poot uit”, denkt N misschien. A zelf weet niet goed wat te doen. Wat wordt er verwacht? Thee zetten? Maar misschien heeft N daar helemaal geen trek in. Met rust laten, dat is waarschijnlijk het beste. Aan koken denkt A al helemaal niet: als je ziek bent heb je geen trek.
Twee voorbeelden waarbij heel goed invoelbaar is hoe A of N zich voelen. Laten we kijken hoe het zou kunnen lopen als ze beiden het uitgangspunt zouden hebben om van de goede bedoelingen van hun partner uit te gaan.
Het eerste voorbeeld, over de sollicitatiebrief. Op het moment dat A iets negatiefs voelt ten opzichte van N, is het tijd om te stoppen, te bedenken: “Oh ja, ik had me voorgenomen dat N echt het beste met me voor heeft.” A beseft dan dat N die opmerking echt niet maakt omdat N A lui vindt.
Tegelijkertijd blijft het zo dat A die opmerking echt vervelend vindt. A zou kunnen beginnen te erkennen dat N het goed bedoelt. “Ik weet dat je opmerking echt heel goed bedoeld is.”
Misschien kan A het voor elkaar krijgen om te zeggen:
“Soms is het echt fijn als jij me aan dingen herinnert. Deze keer op de een of andere manier niet. Zullen we afspreken dat ik dat aan je vraag? En dat je het niet ongevraagd doet?”
Het ziek zijn. N kan beginnen te bedenken dat A het beste met N voor heeft. N kan ook bedenken dat A waarschijnlijk niet precies weet wat N nodig heeft. N kan dus vragen of A deze keer wil koken.
Het klinkt misschien als een onbereikbaar ideaal, om zo te kunnen reageren, en misschien is het dat ook wel. De emoties kunnen zo sterk zijn. Maar toch, wanneer je je steeds weer voorhoudt dat de ander echt het beste met je voor heeft, kom je er steeds dichter bij in de buurt.